Wallenbeeks Nieuwsbrief 29: Over de verhouding mens en dier

In het kader van het eerder aangekondigde oratieproject is besproken: prof. dr. P.B. Cliteurs oratie ter aanvaarding van het ambt van hoogleraar aan de Technische Universiteit Delft uit 1995, getiteld Onze verhouding tot de apen: De consequenties van het darwinisme voor ons mensbeeld en voor de moraal. De bespreking heet Over de verhouding mens en dier en is geschreven door D. van Duuren. Van Duuren schrijft:

Ooit vormde de overgeleverde metafysische betekeniswereld van god, mens, en daaronder de dieren- en plantenwereld, de betekenisvolle horizon die de mens zijn plaats en identiteit gaf. Met de ontdekking van de evolutietheorie door Darwin in 1859 is de plaats van de mens binnen het geheel van de betekeniswereld veranderd. Hoe? Ruim honderd jaar na dato denkt de filosoof Cliteur na over de consequenties van het darwinisme voor ons mensbeeld én voor de moraal. Volgens Cliteur gaat het om consequenties die nog altijd niet in de volle omvang tot ons zijn doorgedrongen. “De evolutieleer is werkelijk revolutionair en de invloed daarvan begint pas geleidelijk tot ons door te dringen.”

In zijn oratie vraagt Cliteur naar de verhouding tussen mens en dier. Dit is een vraagstuk aangezien Darwin in The Descent of Man heeft laten zien dat er geen fundamenteel verschil bestaat tussen de mensen en de hogere zoogdieren voor zover het hun mentale vermogens betreft, aldus Cliteur. Voor de opkomst van het darwinisme is gedacht dat de mens zich van de rest van de dieren onderscheidde doordat hij over redelijkheid beschikte, de mens als animal rationale. Met het darwinisme blijkt dat de mens niet buiten de natuur staat, maar onderdeel is van de natuur.

Zowel de oratie van prof. dr. Cliteur als de bespreking ervan zijn op de website van het oratieproject te raadplegen.