Een archeologische identiteitscrisis?

De teloorgang van de theoretische en de filosofische archeologie

Het vertrek van Piet van de Velde is tevens het afscheid van de Leidse theoretische archeologie. Blijkbaar kan de archeologie het vandaag de dag probleemloos zonder theoretische overdenking stellen. Dat zij geen filosofie nodig heeft is evident. Van de filosofische archeologie hoeft geen afscheid genomen te worden, want die is er nooit geweest. Vanwaar deze a-theoretische en a-filosofische houding, die je niet alleen bij de archeologie, maar ook bij andere menswetenschappen zoals de psychologie tegenkomt – en niet alleen in Leiden?

Om deze vraag te beantwoorden is het eerst zaak om te kijken naar datgene waarop een theoretisch archeoloog en een archeologisch geïnteresseerd filosoof zouden kunnen wijzen. In elk geval delen ze het vermoeden dat beginnen met een wetenschap als de archeologie monnikenwerk is, waarin de beginnende archeoloog een ascese ondergaat. Een beginnend archeoloog moet wetenschappelijk worden, dus hij moet zich onthouden van zijn dromen, bij voorbeeld om in een heldenrol het verleden naar de eigen hand te zetten door als Schliemann maskers van Agamemnon op te graven. De wetenschappelijke ascese houdt in eerste instantie in: zorgen voor heldere, welomschreven identiteiten van de te verklaren of beschrijven zaken, en vermijden van alle vermenging tussen de identiteiten van die zaken. De wetenschap heeft, zoals Descartes zegt, te maken met woorden en zaken die helder en ondubbelzinnig (clair et distinct) zijn. Daarom moeten wetenschappelijke beschrijvingen theoretisch ingekaderd, toetsbaar en controleerbaar zijn.

Een archeologische identiteitscrisis (pdf)

Kunst als Wille zur Macht

(herziene versie: september 2003) Voordracht voor het internationale Nietzsche-symposium [6-8 juli 2000 – Halle]

Wenn ich heute den Versuch wage, im Umkreis von Nietzsches Also sprach Zarathustra das Wort zu nehmen, ist mir eines wohl bekannt: Nietzsche selbst hat schwerwiegende Bedenken gegen ein solches Ansinnen geäußert. Unter dem Titel Warum ich so gute Bücher schreibe berührt Nietzsche in Ecce homo die Frage nach einem möglichen Verständnis seiner Schriften. Im selben Abschnitt wird deutlich, was mir als Leser seines Zarathustra zugemutet wird: Sechs Sätze daraus verstanden zu haben, so Nietzsche, das hieße, sie wahrlich erlebt zu haben. Ein solches Erleben sei mir jedoch erst dann möglich, wenn ich auf eine höhere Stufe als die des modernen Menschen hinaufgehoben wäre. Mir kommen Zweifel, ob ich diesem Anspruch genüge. Hier stellt sich die Frage nach meiner eigenen Identität als Leser Nietzsches.

Nietzsche hatte nie den Wunsch verspürt, von den Modernen, die ihm zur Genüge bekannt waren, gelesen zu werden. Unter diesen Umständen ist es mir nicht möglich, unmittelbar interpretierend auf den Zarathustra loszugehen. Vielmehr nötigt mich eine Auseinandersetzung mit dem Text dazu, mich selbst ins Spiel zu bringen, indem ich meine eigene Identität einbeziehe. Für mich als modernen oder – in Nietzsches Worten – letzten Menschen liegt im Zarathustra der Anspruch einer Verwandlung meines eigenen menschlichen Wesens.

Lees verder: Kunst als WzM-sept2003 (pdf)

De Januskop van wetenschap en dagelijks leven

Rede uitgesproken ter gelegenheid van het 425-jarig bestaan van de Universiteit Leiden [07-06-2000]

Geachte aanwezigen, Vanavond wil ik het met U hebben over een heikel onderwerp, namelijk de verhouding tussen wetenschap en dagelijks leven. De gedachte dat dagelijks leven en wetenschap ver uiteen liggen, zelfs gespleten zijn, ligt voor de hand. Wie in de wetenschap wordt ingewijd wordt een burger van twee werelden. Iedere arts maakt een vertaalslag van zijn medisch inzicht naar de wereld van zijn patiënt, en hij merkt hoe verdeeld hij is wanneer hij zelf ziek wordt. Astronomen nemen na bestudering van de zonnecorona een zonnebad. Het electronenbombardement in een televisiebuis is een nieuwslezer. H2O is badwater. Nog wat extremer: De wetenschappelijke mens spreekt sinds Galilei vanuit een archimedisch punt buiten de aarde. Tegelijk maken de uit de wetenschap voortvloeiende bevolkingsgroei en de daarmee gepaard gaande energie- behoefte en bewapening duidelijk dat aan de gebondenheid aan de eindige aarde niet te ontsnappen valt.

Waarom is dit vanzelfsprekende onderwerp heikel? Omdat het vraagstuk van wetenschap en alledaagsheid er wetenschappelijk gezien niet is, terwijl het er toch is. Max Planck verwoordde het standpunt van de wetenschap: alleen wat meetbaar is is werkelijk. Wat buiten de wetenschap valt is emotie, mystiek of kletskoek. Vincent Icke was er op 29 april in NRC-Handelsblad duidelijk over. Alleen vrijgestelden die zelf niet voor hun voedsel of onderdak hoeven te zorgen wagen het met de waarheid te spotten. Toch blijft de kloof tussen wetenschap en alledag, ook als die wetenschappelijk gezien niet bestaat. Het heikele zit hierin dat niet duidelijk is hoe die kloof besproken kan worden zonder emotioneel of mystiek te leuteren.

De Januskop van wetenschap en dagelijks leven (pdf)

De horizon van Buitenveldert – gesprekken over techniek en mediacultuur

Een bijna lege kamer in een flat op de zesde verdieping. Het interieur bestaat uit een tafel en twee stoelen. De gordijnen zijn geopend, zonlicht komt door het raam naar binnen. Buiten heerst zondagse rust. Niemand te zien in de straten, de auto’s staan langs het trottoir geparkeerd. In de verte ligt Schiphol. Aan de hemel passeert nu en dan een vliegtuig, dat even de stilte verstoort.

Naar deze kamer zijn ze onderweg, de filosoof en de journalist. De omgeving laten ze op zich inwerken: de overzichtelijke kalmte van de slaapstad, maar ook het contrast met de bedrijvigheid van het nabije Schiphol. Valt in de slaapstad iets te bespeuren van de wereld waarin zij zich bevinden? De huizen zijn er geïsoleerd, tegen de kou, tegen de warmte, tegen het lawaai, tegen Schiphol. Achter de vensters verandert de buitenwereld in een decor.

In gedachten zijn beiden al bij het gesprek dat ze zullen voeren. De filosoof vraagt zich af wat zijn denken te betekenen heeft. Hij weet zich een buitenstaander, denkend en sprekend in een taal die vreemd, soms esoterisch klinkt. Is zijn isolement zijn tekort of geeft het hem de mogelijkheid om iets te onderkennen wat iedereen aangaat, maar iedereen ook te dicht op de huid zit om gemakkelijk aanvaard te worden?

De horizon van Buitenveldert – gesprekken over techniek en mediacultuur (pdf)

The Man of the Crowd

“This old man,” I said at length, “is the type and the genius of deep crime. He refuses to be alone. He is the man of the crowd. It will be in vain to follow; for I shall learn no more of him, nor of his deeds. The worst heart of the world is a grosser book than the ‘Hortulus Animae,’ and perhaps it is but one of the great mercies of God that ‘er lasst sich nicht lesen’.”
Edgar Allan Poe, The Man of the Crowd.

Ik stap in mijn auto en zoek mijn weg langs het netwerk van snelwegen dat mijn continent omspant. De einder lokt. Ik accelereer. De weg verglijdt obstakelloos. Mijn auto berijdt niet alleen de snelweg: hij baant zich via het dashboard een weg naar mij als bestuurder, hij informeert mij omtrent zijn toestand. Via de radionetwerken ben ik omgeven van informatie over de stand van het verkeer. Ik kan alleen met de grootst mogelijke snelheid onderweg zijn wanneer het netwerk van snelwegen als door een schaduw is verdubbeld door het netwerk van de communicatie. Een ogenblik ben ik sprakeloos. Ik zou niet weten hoe ik de evenwijdigheid van de netwerken van snelwegen en van de communicatiekanalen ter sprake zou moeten brengen. De taal die ik daarvoor zou gebruiken is immers zelf weer communicatieinstrument.

Wanneer ik al getroffen zou raken door de gelijktijdigheid van de versnelling van het vervoer van goederen en van boodschappen, wanneer ik zou merken dat dezelfde versnelling in het geding is in de uitdaging tot beheersing, de machinatie, en in de communicatie, dan nog zou ik niet weten wat ik met die parallellie aanmoet.

Lees verder: The Man of the Crowd (pdf)